“RAPPORT: WAAROM DE KNMI-SCENARIO’S NIET ZULLEN UITKOMEN”

Donderdag 11 januari 2018

‘Waarom de KNMI-scenario’s niet zullen uitkomen’ 

De recente veranderingen van het Nederlandse klimaat zijn goed te ‘verklaren’ zonder grote invloed van broeikasgassen. Meer zon en een veranderde luchtcirculatie hebben vermoedelijk een aanzienlijk effect gehad op zowel de temperatuur als neerslag in Nederland. Dat is een van de hoofdconclusies van het rapport ‘Waarom de KNMI-scenario’s niet zullen uitkomen’. Het rapport is geschreven door wetenschapsjournalist Marcel Crok en klimaatblogger Rob de Vos en uitgebracht door Stichting De Groene Rekenkamer. 

De titel van het rapport is een knipoog naar het KNMI dat volgens de auteurs veel te stellig is over claims uit de in 2014 gepubliceerde KNMI-scenario’s. Zo schrijft het KNMI in haar brochure over de scenario’s dat “[d]e temperatuur in Nederland verder [zal] stijgen” en “[o]p jaarbasis ligt de opwarming in Nederland tussen 1,0 en 2,3°C rond 2050”. Het KNMI erkent in achtergronddocumentatie echter dat aan de KNMI-scenario’s überhaupt geen kansen te verbinden zijn. Het is dus niet te zeggen of de kans op 1 tot 2,3°C aan opwarming in 2050 1% of 99% of welk percentage dan ook zal zijn. Het taalgebruik van het KNMI suggereert echter een 100% zekerheid dat de opwarming in de range 1-2,3°C zal liggen en dat is onjuist.

Veel meer zon
De gemiddelde temperatuur in Nederland is sinds 1900 gestegen met zo’n 1,8°C en het KNMI schrijft die opwarming haast stilzwijgend toe aan broeikasgassen. Dit rapport stelt echter dat veranderde luchtcirculatie misschien wel de belangrijkste factor geweest is voor de toename van de temperatuur in ons land. Een grotere aanvoer van zachte lucht vooral in de winter (meer zuidwestenwind) leidde tot een snelle toename van de temperatuur vanaf eind jaren ’80. Ook het schoner worden van de lucht boven ons land heeft ervoor gezorgd dat vanaf de jaren ’80 de hoeveelheid zonnestraling met maar liefst 10% is toegenomen (gemiddeld een uur meer zon per dag). Het is aannemelijk dat ook deze zogenoemde brightening een rol heeft gespeeld bij de opwarming.

Extreme neerslag niet extremer
Het is algemeen geaccepteerd in het Nederlandse publieke debat over klimaatverandering dat extreme neerslag in Nederland steeds extremer aan het worden is. Dit rapport kan die conclusie echter niet bevestigen. Weliswaar zijn er meer dagen met extreme neerslag maar uit de neerslagmetingen van het KNMI blijkt niet dat extreme neerslag ook extremer is geworden, dat wil zeggen dat buien intensiever zijn geworden.

De totale neerslag is in Nederland wel toegenomen maar piekte in 2000 en is inmiddels weer terug op een niveau van zo’n 800 mm/jaar. Dat is het niveau dat we kennen uit de jaren ’60 van de vorige eeuw.

Al twintig jaar nagenoeg geen opwarming
Het rapport laat ook zien dat de opwarming in Nederland grotendeels te herleiden is tot een sprong eind jaren ’80. De laatste twintig jaar staat de opwarming in Nederland nagenoeg stil. In dezelfde periode is het CO2-gehalte van de atmosfeer met bijna 12% gestegen. De KNMI-scenario’s suggereren echter dat de temperatuur tot 2050 gemiddeld iedere tien jaar 0,18 °C (het gematigde scenario) tot maar liefst 0,42 °C (het warme scenario) warmer zou moet worden. Ook de historisch waargenomen zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust ligt met 1,8 mm/jaar ver beneden de verwachtingen in de KNMI-scenario’s (2,7 mm/jaar tot 7,3 mm/jaar tot aan 2050).

Het KNMI zou meer aandacht moeten besteden aan het vergelijken van hun modelsimulaties met de recente veranderingen in het Nederlandse klimaat om te laten zien hoe goed of hoe slecht de modellen overeenkomen met de waarnemingen.

Overgevoelig
Er zijn sterke aanwijzingen dat modellen ‘overgevoelig’ zijn voor CO2 en dus te veel opwarming ‘produceren’. Bovendien stelt het rapport dat het “warme scenario” van het KNMI (dat gebaseerd is op het RCP8.5-scenario van het IPCC) onaannemelijk is. Dit scenario gaat uit van een vertienvoudiging van steenkoolgebruik in 2100 en wordt door experts inmiddels als onrealistisch bestempeld en zou eigenlijk niet meer als referentie gebruikt moeten worden voor beleidsstudies.

Op basis van bovenstaande achten de auteurs het niet aannemelijk dat de KNMI-scenario’s zullen uitkomen.

Het rapport is gratis te downloaden via klikken op de afbeelding of via de link eronder.

https://www.groene-rekenkamer.nl/download/GRK-rapport-KNMI-scenarios-def.pdf

Over de Groene Rekenkamer:

Stichting de Groene Rekenkamer (sinds 2008) is te vinden op: https://www.groene-rekenkamer.nl/ 

Missie van De Groene Rekenkamer

Cijfermatige controle van economische en/of wetenschappelijke aannames, berekeningen alsmede de daar aan gekoppelde conclusies is de enig juiste wijze om vrij van emotie en objectief vast te stellen of beleidskeuzes productief dan wel contraproductief zijn. Wij rekenen op lokaal niveau maar ook op nationaal en internationaal niveau, waarbij het streven is om op deze wijze bij te dragen aan een mooiere, schonere en gezondere wereld.

De Groene Rekenkamer is volledig onafhankelijk van de overheid en special interests. Financieringsbronnen zijn bijdragen van donateurs en opdrachtgevers voor het doen van onderzoek.

Download hier de samenvatting van het rapport

Correctie neerslagintensiteit in rapport Waarom de KNMI-scenario’s niet zullen uitkomen

In ons rapport “Waarom de KNMI-scenario’s niet zullen uitkomen” staan twee grafieken die iets zouden zeggen over de intensiteit van de neerslag in Nederland. De formule achter de grafiek is afkomstig van F. IJnsen, een oud-medewerker van Rijkswaterstaat. Helaas is de heer IJnsen vorig jaar overleden, nog voor ons rapport uitkwam.

De grafieken suggereren dat de neerslagintensiteit sinds 1951 zou zijn afgenomen:

Figuur 4.31: Gemiddelde intensiteit per jaar voor R≥ 50mm voor 239 stations.

Figuur 4.32: Gemiddelde intensiteit neerslag per jaar met 35≥R<50 mm 1951-2016.

Onder deze grafieken schreven wij: “Een en ander bevestigt op basis van de dagsommen van de 239 stations de conclusie dat het in de loop van de tijd minder hard is gaan regenen (lagere intensiteit) maar wel vaker en op meer plaatsen.”

Deze week ontstond er op twitter discussie over de grafiek nadat een van ons (Marcel Crok) de grafiek nogmaals onder de aandacht bracht (https://twitter.com/marcelcrok/status/1001415201319776257).

Met name Tinus Pulles en Gerrit Hiemstra wezen erop dat er achter deze grafiek/formule een “denkfout” zit. Na onderling overleg (helaas niet meer met de heer IJnsen) zijn wij ook tot de conclusie gekomen dat de formule geen goede maat is voor de neerslagintensiteit. Het idee achter de formule was om zowel te ‘corrigeren’ voor ruimtelijke spreiding als variatie in de tijd. Dus neerslag is dan intensiever als die vaker voorkomt op dezelfde plek en minder vaak per jaar. Het gevolg van de formule is echter dat de neerslagintensiteit lager wordt als er op meer stations en op meer dagen per jaar zware neerslag valt. Dat is uiteraard contra-intuïtief.

De grafieken dienen dan ook niet meer gebruikt te worden. Men kan dus ook niet stellen dat de neerslagintensiteit is afgenomen sinds 1951.

In de conclusie van het hoofdstuk over neerslag schrijven wij:

“Op basis van de gegevens van 239 gehomogeniseerde reeksen sinds 1951 kan geconcludeerd worden dat het de afgelopen decennia niet harder is gaan regenen maar zware neerslag treedt wel vaker en op meer plaatsen op. De neerslagintensiteit is in de periode niet toegenomen.”

Deze conclusies blijven staan. Het KNMI definieert extreme neerslag als meer dan 50 mm/etmaal per station. Zulke events treden de laatste decennia weliswaar vaker op (zoals het KNMI ook opmerkt) maar uit onze analyse blijkt niet dat de extremen ook extremer zijn geworden. Dat is hieronder mooi te zien in een grafiek die alle keren laat zien dat sinds 1910 een van 96 gehomogeniseerde stations meer dan 50 mm/etmaal registreerde:

Sinds 1990 zijn er duidelijk veel stipjes te zien (stations die meer dan 50 mm/etmaal meten) maar die extremen worden niet steeds extremer in de loop van de tijd zoals de trendlijn door alle stipjes laat zien.

Ook onze conclusie uit de algemene samenvatting blijft staan. Wij schreven:

“Het is algemeen geaccepteerd in het Nederlandse publieke debat over klimaatverandering dat extreme neerslag in Nederland steeds extremer aan het worden is. Een analyse van de data wijst uit dat het aantal dagen met extreme neerslag inderdaad is toegenomen, zoals het KNMI ook opmerkt. Maar uit diezelfde data blijkt dat extreme neerslag niet extremer is geworden. De gemiddelde neerslagintensiteit van etmaalsommen ≥50 mm is sinds 1950 niet gestegen.”

Wij danken Tinus Pulles en Gerrit Hiemstra (en anderen) voor hun feedback en hopen dat ons rapport tot meer constructieve discussie zal leiden.

Rob de Vos
Marcel Crok
1 juni 2018