Duitse zon- en windenergie

Duitsland wordt vaak als succesvol voorbeeld aangehaald van hoe door middel van subsidies voor “groene stroom” zowel de economie als de duurzaamheid gediend wordt. Niets is echter minder waar.

Intermediair schreef in 2007 bijvoorbeeld hoe het Duitse subsidiesysteem van zonne-energie een groot succes was en gebruikte de ervaringen van boer Bernd Meijer als voorbeeld. De meest opmerkelijke beweringen werden zijn gecursiveerd:
Het opwekken van elektriciteit met zon is ongeveer tien keer duurder dan met kolen of gas. Hoe is het mogelijk dat hij kan gaan leven van deze onrendabele techniek? Het antwoord: zijn elektriciteitsbedrijf is verplicht zijn elektriciteit af te nemen tegen 54,53 eurocent per kilowattuur. Een kilowattuur is de hoeveelheid energie die een zuinige wasmachine per wasbeurt gebruikt.

Iedere kilowattuur levert hem de komende twintig jaar meer dan vijftig cent op, terwijl hij voor iedere kilowattuur dat hij gebruikt, slechts twintig cent betaalt.

Ter vergelijking: het kost een energiebedrijf ongeveer zes cent om diezelfde hoeveelheid met een kolencentrale te produceren. Nederlanders betalen op hun energienota ongeveer twintig eurocent per kilowattuur. In de meterkast van boer Meijer hangt een tweede elektriciteitsmeter die meet hoeveel elektriciteit hij levert aan het Duitse net. Iedere kilowattuur levert hem de komende twintig jaar meer dan vijftig cent op, terwijl hij voor iedere kilowattuur dat hij gebruikt, slechts twintig cent betaalt.

Het beantwoorden van deze vraag ­ hoe hij geld verdient ­ leidt tot de volgende vraag: waarom is het elektriciteitsbedrijf zo gek om zo veel voor deze oneconomische elektriciteit te betalen?  Alle Duitse elektriciteitsbedrijven zijn hiertoe verplicht bij wet, het zogeheten Erneuerbare Energie Gesetz (EEG) of Einspeisegesetz, letterlijk: toevoerwet. De roodgroene regering van Gerhard Schröder en Joska Fischer voerde deze wet in 2000 in.

Het doel van het Einspeisegesetz was om duurzame energie uit een impasse te halen. Duurzame energie, of ze nu uit zon, wind of biomassa komt, is immers te duur om te concurreren met energie uit fossiele brandstoffen. ‘Geef ons massaproductie en wij zorgen voor een dalende prijs’, beloofden de fabrikanten van zonnecellen. Om de industrie te stimuleren om te investeren in massaproductie en ontwikkeling, krijgen leveranciers een dusdanig hoog bedrag dat het wel loont. Voor wind- en bio-energie ligt het bedrag lager.

Om vervolgens de industrie niet lui te maken, wordt dit bedrag elk jaar met vijf procent verlaagd. De kritiek op subsidies is immers altijd dat ze niet concurrerende technologieën in leven houden. Zo krijgt boer Meijer twintig jaar lang 54,53 eurocent voor de elektriciteit uit de panelen die hij in december 2005 aanschafte en 49,21 cent voor de elektriciteit uit de panelen die hij in maart 2007 liet installeren.

De wet bevat twee essentiële onderdelen: ten eerste drukt de subsidie niet op de overheidsbegroting. De Einspeise-vergoeding wordt immers betaald door de energiebedrijven, die het doorrekenen in hun energieprijs. Het kost ieder Duits huishouden 35 euro per jaar. Een overheid in geldnood hoeft de regeling niet te schrappen. Ten tweede heeft het Einspeisegesetz de status van een grondwet. De overheid kán de wet niet eens schrappen. Ondernemers hoeven dus niet bang te zijn voor een onbetrouwbare overheid. De in 2005 aangetreden regering van Angela Merkel keek bovendien wel uit: de wet had intussen tienduizenden banen opgeleverd.

De wet is tot nu toe een succes
: de hoeveelheid geïnstalleerde zonnepanelen steeg exponentieel en de prijs van de panelen daalde. De totale geïnstalleerde capaciteit steeg van honderd megawatt in 2000 tot ruim drieduizend megawatt in 2006, vergelijkbaar met de capaciteit van zes kolencentrales. Dit is weliswaar slechts een half procent van de elektriciteitsproductie, maar als Duitsland in dit tempo doorgaat, zal zonne-energie over tien jaar voorzien in een substantieel deel van de elektriciteitsbehoefte. Nederlandse daken leveren slechts vijftig megawatt aan zonne-elektriciteit, 0,05 procent van de elektriciteitsbehoefte. Na Duitsland hebben tien Europese landen een dergelijk systeem ingevoerd.
Het aantal economische denkfouten in dit artikel is stuitend. In zijn meest algemene vorm bestaan ze erin dat alleen gelet wordt op de voordelen die gezien worden en niet de nadelen die niet gezien worden.

Recent verscheen echter een studie die korte metten maakt met het Duitse voorbeeld door in plaats van alleen maar op de voordelen voor een kleine groep mensen te letten (zoals boer Bernd Meijer en de producenten van zonnepanelen) de kosten voor de Duitse bevolking in het algemeen (al de banen die verloren zijn gegaan of nooit ontstaan zijn door de hoge kosten van electriciteit) in kaart te brengen. De resultaten liegen er niet om. De Groene Rekenkamer schreef erover:

‘Hoewel de Duitse stimulering van hernieuwbare energiebronnen doorgaans wordt gepresenteerd als een schitterend voorbeeld van ‘wat de wereld kan oogsten’ (Guardian 2007) zouden wij het eerder zien als een waarschuwingssignaal tegen een enorm duur milieu en energiebeleid dat geen enkel economisch of ecologisch voordeel oplevert.’ Zie daar de vernietigende conclusie van een recente nota ‘Economic impacts from the promotion of renewable energies: the German experience’ van het Rheinisch-Westfälisches Institut für Wirtschaftsforschung. […]  Hieronder [volgen enkele fragmenten] uit de vertaling van de Executive Summary van deze nota:

“Een agressieve politiek van royale subsidiëring en stimulering van ‘hernieuwbare’ elektriciteitsopwekking in Duitsland heeft geleid tot een verdubbeling van de bijdrage van deze bronnen aan de productie van elektriciteit in de laatste jaren. Dit is vooral het gevolg van een subsidiebeleid gebaseerd op de uit 1991 daterende Feed-In wet en een wet uit 2000 die voor de komende 20 jaar ondersteuning van deze energiebronnen garandeert. […]

De geldende marktprijs voor CO2 uitstoot ligt 53 keer lager dan wanneer dit via zonnecellen wordt gerealiseerd en 4 maal lager dan wanneer men windenergie toe past.

Het is de consument die uiteindelijk de kosten van de stimulering van hernieuwbare energie betaalt. In 2008 bedroeg de subsidie op groene stroom ongeveer 1.5 cent per kWh hetgeen neerkomt op ongeveer 7.5% van de gemiddelde elektriciteitsprijzen. […]

Er zijn veel goedkopere manieren om kooldioxide emissies terug te brengen dan door hernieuwbare energiebronnen te subsidiëren. De kosten van het vermijden van de uitstoot van CO2 door het gebruik van zonnecellen bedragen naar schatting 716 € per ton terwijl dat via windenergie geschat wordt op 54 € per ton. Ter vergelijking: de huidige prijs van emissiecertificaten via het Europese ETS-programma bedraagt slechts 13.4 Euro per ton. (Prijspeil eind 2010) (Prijspeil medio 2013: € 4 per ton)

Dus de geldende marktprijs voor CO2 uitstoot ligt 53 keer lager dan wanneer dit via zonnecellen wordt gerealiseerd en 4 maal lager dan wanneer men windenergie toe past. […]

Hoewel prognoses over de werkgelegenheid zoals die gecreëerd kunnen worden met hernieuwbare energiebronnen er indrukwekkend uitzien benemen ze doorgaans het zicht op de bredere gevolgen door de neveneffecten op de werkgelegenheid niet te melden. Daarbij gaat het ondermeer om verlies aan banen door het wegvallen van goedkopere banen in de conventionele energiesector, indirecte gevolgen voor andere industrieën, het verlies aan arbeidsplaatsen door hogere elektriciteitsprijzen verlies aan koopkracht bij consumenten hierdoor, en het niet aanwenden van fondsen voor doelen waar het geld beter besteed zou zijn. […]

Uiteindelijk is de Duitse stimulering van zonnecellen een subsidieregiem geworden dat, omgerekend per werknemer veel meer kost dan gemiddeld per werknemer wordt uitgegeven, met subsidies die per werknemer op kunnen lopen tot 175,000 €. De kans is groot dat de banen die er in het kader van de stimulering van hernieuwbare energiebronnen worden gecreëerd ogenblikkelijk verdwijnen als de subsidie stopt, zodat alleen nog de Duitse export sector kan profiteren van de subsidies uit andere landen (zolang deze beschikbaar zijn) zoals uit de VS.

De Duitse subsidies kunnen per werknemer oplopen tot 175,000 Euro.

Iedere poging om via grote uitbreiding van zon en windvermogen te komen tot meer onafhankelijkheid wordt ondermijnd door de behoefte aan backup-capaciteit (voor als het niet waait of als de zon niet schijnt) waarvoor (vooral) geimporteerd gas nodig is. Het feit dat gas vaak van onbetrouwbare leveranciers komt maakt de claim dat zon en wind ons onafhankelijker maken nog problematischer. Claims over de technologische voorsprong die Duitsland heeft door snel in actie te komen zijn niet vol te houden. In tegendeel, de producenten worden juist gestimuleerd om aan bestaande technologieën vast te houden.

Samenvattend heeft de overheidsaanpak niet geresulteerd in marktstimulansen die nodig waren voor een levensvatbare en kosteneffectieve introductie van hernieuwbare energiebronnen. Integendeel het belangrijkste Duitse middel om de duurzame energie te ondersteunen, de feed-in tarieven, leverden hoge kosten op zonder positieve effecten op de uitstoot van CO2, werkgelegenheid, energiezekerheid en technologische innovatie. Beleidsmakers moeten de Duitse ervaringen goed analyseren, ook in de VS waar op het ogenblik ongeveer 400 federale en staats-programma’s bestaan ter financiële stimulering van duurzame energiebronnen.

Hoewel de Duitse stimulering van hernieuwbare energiebronnen doorgaans wordt gepresenteerd als een schitterend voorbeeld van ‘wat de wereld kan oogsten’ (The Guardian 2007) zouden wij het eerder zien als een waarschuwingssignaal tegen een enorm duur milieu en energiebeleid dat geen enkel economisch of ecologisch voordeel oplevert.”

Theo Richel
De Groene Rekenkamer
www.groene-rekenkamer.nl
22 februari 2010