Waakhond of schoothond?
Over de wetenschapsredacties van de Volkskrant en de NRC

 

 

De pers heet wel de waakhond van de democratie. Macht corrumpeert, en absolute macht corrumpeert absoluut. Het is daarom van het grootste belang dat journalisten machthebbers en autoriteiten op welk maatschappelijk terrein ook altijd kritisch volgen. Nooit onder de indruk zijn van zogenaamde meerderheden, nooit onder de indruk zijn van hoge posities of grote reputaties. Dat is een vitale activiteit: als journalisten niet af en toe blaffen, soms zelfs vals en agressief dan denken machthebbers dat ze zich alles kunnen permitteren en staat in feite de dictatuur voor de deur.

Aan de wetenschapsredacties van de Volkskrant en de NRC is het bovenstaande helaas niet besteed. Hier lijkt men vooral het idee in stand te willen houden dat de wereld van de wetenschap niet bezoedeld wordt door machtsmisbruik, oplichting of corruptie. Dus autoriteiten worden hier niet kritisch gevolgd, maar op voorhand vertrouwd.

In de eindeloze stroom van interessante, maar vaak bloedeloze berichtjes over allerlei wetenschappelijke ontdekkingen is dat nog niet zo erg, maar het wordt wel een probleem als er zich een controverse aandient, zoals bijvoorbeeld de klimaatverandering. In de huidige controverse is er sprake van een enorme wereldomspannende samenwerking van wetenschappers, ambtenaren, politici. De Verenigde Naties (het IPCC) zijn er bij betrokken, talloze overheden, multinationale milieuorganisaties enzovoort enzovoort. Je kunt spreken van het 'broeikasestablishment': het is groot, er gaat heel veel geld in om en het heeft een aanzienlijke macht. Dat zijn trefwoorden waarop de journalist als waakhond zou moeten aanslaan - ongeacht hoe hij of zij denkt over de dreiging van een eventuele opwarming.

Inmiddels heeft er zich ook een wereldomspannende groep skeptici gevormd. Het zijn vaak gepensioneerde onderzoekers die zeggen dat ze zich hun kritische houding nooit zouden kunnen permitteren als ze nog gewoon aan het werk zouden zijn geweest. Dat is dus nog iets wat voor de journalist als waakhond eigenlijk gefundenes fressen zou moeten zijn: een soortement actiegroepje dat zich tegen het wereld omspannende broeikasestablishment verzet.

'Reageert U eens op die skeptici', zouden de waakhonden tegen het broeikasestablishment kunnen zeggen, 'en inhoudelijk graag, want alleen op Uw autoriteit geloof ik U niet'.
En tegen de skeptici: 'Dat berufsverboteverhaal klinkt wel mooi, maar kunt U dat aantonen?'

Alle ingrediënten voor een levendig maatschappelijk debat zijn er kortom. Laten we elkaars argumenten maar bekijken dan ontdekken we de waarheid.

Maar op de wetenschapsredacties van de NRC en de Volkskrant lijken vooral schoothonden te werken. Du moment dat er zich een skepticus meldt, springen ze bij de autoriteit op schoot om vanuit die veilige positie de skepticus uit te keffen: 'Weg wezen! Mijn baas gelooft jullie niet en ik dus ook niet. Wat doet het ertoe of jullie argumenten in een boek hebben gezet. Ik heb al een boek. Je denkt toch niet dat ik daar op in ga. Dat is veel te verwarrend'.

Het is eigenlijk nog veel erger: de 'hockeystick-controverse' zoals deze de afgelopen jaren speelt gaat maar voor een deel over de klimaatverandering, maar is vooral op gang gekomen omdat een gepensioneerd zakenman aan een beroemde klimaatwetenschapper vroeg of hij diens ruwe gegevens eens na mocht rekenen. De uit de mijnbouw afkomstige zakenman was er aan gewend dat op zo'n verzoek niet anders dan welwillend zou worden gereageerd, in allerlei bedrijfstakken is een 'audit' immers de gewoonste zaak van de wereld en het is gebruikelijk dat je daar pakketten informatie voor klaar hebt liggen. Maar de klimaatwetenschapper weigerde echter botweg en het kostte dan ook zeer veel moeite om de voor een 'audit' benodigde gegevens boven tafel te krijgen. Andere klimaatwetenschappers vertoonden vergelijkbaar gedrag: ze weigerden medewerking, reageerden niet of beledigend en sommigen gaven zelfs aan dat ze hun onderzoeksmateriaal kwijt waren. 'Waarom zou ik U mijn onderzoeksmateriaal geven als het Uw bedoeling is om op zoek te gaan naar fouten?' was één van de reacties.

Normaal gesproken werkt niets zo goed om een journalist aan het werk te krijgen als geheimhouding, journalisten zijn er op getraind om dan openheid te eisen, om dan te vermoeden dat hier sprake is van duistere zaakjes. Zo niet bij de hockeystick-controverse. Het merendeel van de journalisten, Volkskrant en NRC  voorop zag maar één ding: onze leider wordt aangevallen! we moeten hem verdedigen!

De berichtgeving over de klimaatverandering en overigens ook over allerlei andere milieuonderwerpen in de Volkskrant en NRC is miserabel: het is doordesemd van volgzaamheid en dienstbaarheid aan milieuorganisaties en de overheid en vooral ook van luiheid: keer op keer wordt iedereen met een politiek incorrect verhaal afgeserveerd als een lakei van de industrie, zonder enig bewijs daarvoor en zonder enige aandacht voor wat die lakei te melden heeft. Dan degradeer je jezelf van een brenger van Nieuws tot een doorgever van vermolmde ideologietjes uit de 70-er jaren.

Tal van mensen ergeren zich hieraan en proberen de redacties dan via ingezonden brieven tot de orde te roepen. Maar ook dat is doorgaans vergeefs. 

Natuurlijk, een krant heeft maar beperkte ruimte, en sommige brieven voegen niets toe of bevatten onwelvoeglijk taalgebruik. Allemaal reden om zo'n brief af te wijzen.  Maar dat is inmiddels wel zo vaak gebeurd dat je er niet meer aan hoeft te twijfelen dat hier vooral ideologische reden een rol spelen.

De Groene Rekenkamer wil deze onvrede enigszins een gezicht geven: ruimte bieden aan Uw reacties op slechte berichtgeving over het milieu in de media. Dus stuur Uw ingezonden brieven en de eventuele weigering ervan naar redactie@groenerekenkamer.nl .

  Op 10 december 2005 schreef Martijn van Calmthout een artikel in Het Betoog, een opinierubriek in de Volkskrant. U leest het hier. drs Hans Labohm reageerde er op (hier) , evenals de Canadese onderzoeker Ross McKitrick (hier). Ook André Bijkerk maakte zich boos (hier).

Naar aanleiding van een eerder artikel van Van Calmthout schreef Ferdinand Engelbeen deze brief (hier).