Waarvoor waarschuwde Eisenhower in 1961?

Het is de beroemde afscheidsspeech van president Dwight D. Eisenhower in van 17 januari 1961 (Farewell Address to the Nation) waarin hij waarschuwt voor de gevaren van het “militair-industrieel complex”, een term die sindsdien gemeengoed is geworden. In deze speech (zie transcript) waarschuwt de Amerikaanse president, die na WWII twee jaar president was van de Columbia-universiteit van New York, meteen ook voor een andere verregaande belangenverstrengeling die hij minstens zo zorgwekkend achtte als de militair-industriële: de steeds grotere verwevenheid van de overheidsbureaucratie en wetenschap. Eisenhower wees ons op twee in zijn ogen even grote gevaren.

We beginnen met het eerste door hem benoemde gevaar:

Verwant aan en grotendeels verantwoordelijk voor de snelle veranderingen in ons industrieel-militaire vermogen, is de technologische revolutie van de laatste decennia. Wetenschappelijk onderzoek is de hoeksteen van deze revolutie; en dit onderzoek wordt steeds formeler, complexer en kostbaarder. Een steeds groter deel van het onderzoek gebeurt voor de overheid, door de overheid of in opdracht van de overheid.

Vandaag de dag, is de eenzame uitvinder die knutselt in zijn werkplaats, overschaduwd door task forces van wetenschappers in laboratoria en instituten. Op dezelfde manier heeft de vrije universiteit, historisch de voorhoede van vrije ideeën en wetenschappelijke doorbraken, een omwenteling ondergaan in de organisatie van onderzoek. Vanwege de immense kosten van onderzoek wordt het binnenhalen van een overheidscontract het substituut voor intellectuele nieuwsgierigheid. […] Alomtegenwoordig en zeer zorgwekkend is de trend dat onze wetenschappers grotendeels werken bij overheidsinstituten en goeddeels afhankelijk raken van overheidsgeld, projectallocatie en de macht van het geld.

Eisenhower kon onmogelijk revoluties als de computer- en internetrevolutie voorzien, waarbij juist het vrije knutselen in een “garagebox” weer dominant werd. Zijn woorden behouden echter hun volle betekenis op die terreinen waar  onderzoeksfinanciering wél wordt gedomineerd door de overheid of andere dominante spelers.

Zeer pregnant is ook het tweede gevaar waarvoor Eisenhower waarschuwde:

Daarnaast, met alle terechte respect voor de wetenschap, moeten we ook alert zijn op het gelijke en omgekeerde  gevaar dat de overheid en het overheidsbeleid zelf gegijzeld worden door een wetenschappelijke technologische elite.

Dramatische woorden uit een grijs verleden, maar niemand zal ontkennen dat er gebieden zijn waar maatschappelijk geëngageerde wetenschappers een dergelijke bevoogdende rol voor zich opeisen.

Eisenhower vroeg destijds om “staatsmanschap” om deze gevaarlijke trends om te buigen in een voor de vrije democratie minder bedreigende richting. Sinds 1961 zijn is er één dominante ontwikkeling bijgekomen die dit “staatsmanschap” nog belangrijker maakt:

Met het verschijnen van Rachel Carson’s “Silent Spring” in 1962 werd de moderne milieubeweging geboren en die heeft een extreem belangrijke taak vervuld om de westerse wereld en later ook het voormalige oostblok bewust te maken van de destijds heersende milieucrisis en bewerkstelligd dat grote sommen geld vrij werden gemaakt voor herstel van natuur & milieu. En passant werd deze internationale milieubeweging zelf rijk en machtig en raakte zij verweven met wetenschap en politiek. Zo is tenminste op sommige beleidsterreinen een machtige driehoek van overheid, milieubeweging en wetenschap ontstaan soms aangevuld met segmenten van het bedrijfsleven, waardoor ook hier gesproken kan worden van een “complex” en de soms corrumperende werking van de macht van het geld.

Terwijl het “militair-industrieel complex” als begrip algemeen ingeburgerd raakte en zeker ook de journalistiek hier altijd een scherpe blik bij aan de dag legt, is er bij dat andere “complex” van politiek, wetenschap, milieubeweging en bedrijfsleven weinig journalistieke waakzaamheid. Daarbij speelt mee dat de grote nationale media steeds minder ruimte bieden aan kritische journalisten om op “de wetenschap” gebaseerd beleid diepgravend te onderzoeken en aan de kaak te stellen. En zelfs als die ruimte er wel is heeft de milieubeweging binnen het journalistengilde een dermate hoge achting dat de kritisch hinterfragen of narekenen meestal achterwege blijft. Dat dit speelt, is uitputtend gedocumenteerd in het recente boek van Jaffe Vink “Het Gifschip”.

De Groene Rekenkamer ziet het in bovenstaande zin als haar taak om onafhankelijk van de overheid en de wetenschappelijke instituten kritisch te beschouwen of en zo ja op welke gebieden mogelijk miljoenen of zelfs miljarden aan staatsuitgaven verdwijnen ten bate van special interests en ten nadele van de democratische samenleving als geheel.

Hoe pakt de Groene Rekenkamer dit aan? Lees verder ->