Stralingshormese

De atoombommen die in 1945 op Hiroshima en Nagasaki vielen eisten in luttele maanden 103.000 levens (*). Nog nooit eerder waren bommen gebruikt met een dergelijke vernietigende kracht, maar ook nog nooit eerder werkte een explosie zo lang na: tot vele maanden later stierven duizenden mensen aan stralingsziekte. Sinds Hiroshima en Nagasaki staat radioactieve straling synoniem met de dood en ontelbaar zijn de demonstraties die in de afgelopen halve eeuw over de hele wereld plaats vonden tegen de dodelijke dreiging van kernbommen, van kerncentrales, van radioactief afval, kortom van straling.

Tegen die achtergrond is het merkwaardig dat je in dat zo zwaar bestraalde Japan vandaag de dag ook allerlei kledingstukken kunt kopen die `verrijkt` zijn met radioactiviteit, juwelen die de drager bestralen, radioactieve objecten die je onder je hoofdkussen legt zodat je `s nachts bestraald wordt. Het gaat hier niet om met strikte veiligheidseisen omgeven apparaten om kankergezwellen te bestralen waar alleen artsen mee mogen werken, maar om consumentenproducten, voor iedereen te koop. Vooral om kanker te voorkomen en anderszins langer en beter te leven. De handel in radioactieve kleding is serieus, een grote textielfabrikant spreekt van een groeimarkt.

Zijn de Japanners de les van Hiroshima en Nagasaki al weer vergeten? Geenszins. Dat een hoge dosis straling dodelijk kan zijn is onomstreden. Maar steeds meer wetenschappers uit Japan, de VS, Rusland, Duitsland, Polen, Zweden, beweren dat een lage dosis straling juist goed is voor de mens, en onderzoek onder de Habakusha`s – de overlevers van de atoombommen – lijkt dat te bevestigen. `Hormese` heet dit fenomeen dat de laatste jaren de fundamenten van de wetenschap laat schudden en kraken: radioactieve straling is alleen boven een bepaalde dosis gevaarlijk, beneden die dosis doet straling niets of is juist goed voor de gezondheid. Iets vergelijkbaars geldt voor gevaarlijke chemicaliën: if it doesnt kill you it makes you stronger. Sommige onderzoekers zijn zo enthousiast over de gunstige werking van lage doses straling dat ze alvast begonnen zijn zichzelf preventief te bestralen en publiekelijk adviseren om het radioactieve afval van kerncentrales niet diep in zoutmijnen weg te stoppen maar te mengen met bouwmaterialen zodat woningen over de gehele wereld een gezond makende straling uit kunnen zenden.

Dit verhaal gaat voor een groot deel over het verschil tussen de begrippen veel en weinig. De verschillen tussen veel en weinig alcohol zijn bekend, tussen veel en weinig zonnestraling ook, het ene is goed, het andere niet. Maar als het gaat over radioactiviteit dan lijkt dat onderscheid veel of weinig er niet meer toe te doen: alle straling is gevaarlijk. Dat is zo in de beleving van de mensen, van de media en van politici en het is zo ook overheidsbeleid gaat er ook van uit. De overheid gaat er van uit dat iedere dosis straling gevaarlijk kan zijn en daarom wordt er naar gestreefd dat U zo weinig mogelijk bestraald wordt, As Low As Reasonably Achievable,kortweg `Alara`: zo laag als redelijkerwijs te realiseren.

Volgens deze redenering is alleen een totale afwezigheid van straling ongevaarlijk, maar dat is redelijkerwijs niet te realiseren: uit de ruimte komt straling, en uit de grond komt straling en uit bouwmaterialen komt straling. Als we allemaal in loden dozen zouden gaan wonen zouden we die straling tegen houden, maar voedsel straalt ook en Uw levenspartner straalt behalve van geluk ook van Kalium 40, dus U zou dan minimaal in een loden pyjama moeten slapen om dat ideaal van een stralingsniveau van nul te benaderen. Dat kan dus niet.

Straling kun je niet zien, horen, ruiken of voelen. Voor veel mensen is dat een reden om er zeer bang voor te zijn. Het omgekeerde is wellicht beter te verdedigen: de evolutie heeft ons namelijk uitgerust met zintuigen voor alles wat gevaarlijk is, hitte en kou kun je voelen zodat je kunt vluchten voordat ze levensbedreigend worden. Andere gevaren kun je horen of ruiken of zien. Dat de evolutie geen noodzaak zag om mensen te voorzien van een zintuig dat gevaarlijke hoeveelheden straling kan waarnemen betekent volgens hen dat er op aarde dergelijke stralingsbronnen van nature simpelweg niet voorkomen of zeer zeldzaam zijn.

Als je optelt hoeveel straling een gemiddelde Nederlander jaarlijks uit de ruimte, de bodem en zijn voedsel ontvangt en je vergeet niet dat röntgenfoto`s en fall-out van kernproeven en Tsjernobyl daar ook nog minder dan 1% aan toevoegen dan kom je jaarlijks aan een stralingsbelasting van ongeveer twee millisievert. Helaas hanteren stralingsspecialisten een nogal ondoorgrondelijk jargon van rems, rads, grays, röntgens, curies en becquerels (en nog heel wat meer), maar in dit verhaal kiezen we voor de sievert, genoemd naar de Zweedse uitvinder ervan. Maar wat zegt dat, 2 millisievert per jaar? Is dat gevaarlijk?

Straling wordt altijd in verband gebracht met kanker, maar wie gedurende korte tijd een hoge dosis straling krijgt loopt vooral een risico op stralingsziekte, misselijkheid, haaruitval, gezichtsproblemen, soms met de dood tot gevolg. Er is wel wat discussie over, maar de minimale dosis die je moet ontvangen om stralingsziekte te krijgen is 700 millisievert. 350 keer zo veel dus als de Nederlandse jaardosis en dat moet dan ook nog eens in een kort tijdsbestek van bijvoorbeeld enkele uren plaatsvinden: 700 millisievert. De kans dat je er aan dood gaat is dan nog niet zo groot, maar het kan wel twee jaar duren voordat je er van bent opgeknapt. Een acute dosis van 10.000 millisievert (dus 10 sievert) is wel 100%. dodelijk, Dergelijke hoeveelheden en meer kwamen voor in Hiroshima en Nagasaki en dicht bij de gesmolten kern van de centrale in Tsjernobyl. Daar kreeg men dus in enkele uren dezelfde hoeveelheid als een Nederlander in 5000 jaar.

Maar de stralingsniveaus zijn niet overal hetzelfde. Naarmate men hoger in de bergen komt neemt de kosmische straling toe, maar op allerlei plekken (bijv in India, Brazilië, Noorwegen) is de grond zo rijk aan bijvoorbeeld uranium dat de stralingsniveaus er honderden malen hoger zijn dan in Nederland. In Lodeve en Laurageais (streken in Zuidwest Frankrijk) zijn stralingsniveaus gemeten van 870 millisievert per jaar in. Omdat de mensen in die gebieden die hoeveelheid straling niet in een kort tijdsbestek ontvangen maar uitgesmeerd over een lange periode, krijgen ze geen stralingsziekte, maar hoe zit het met het lange termijneffect? Krijgt men er meer kanker dan elders?

Neen. In gebieden met hoge natuurlijke stralingsniveaus is de kans op kanker juist kleiner dan elders. Zegt dr. Albert Keverling Buisman van de Nuclear Research & consultancy Group (NRG) in Petten `Alle onderzoekingen over achtergrondstraling hebben altijd opgeleverd dat naarmate de achtergrondstraling hoger is, er minder kanker voorkomt. Zonder uitzondering.`

In India bijvoorbeeld is in de steden Bangalore en Madras de stralingsniveaus 0.6-0.8 millisievert per jaar. In drie andere steden (Bombay, Nagpur en Puna) waren deze lager dan 0.4 millisievert, maar niettemin was in die laatste steden de kankersterfte een stuk hoger. In een Chinese studie werd een groep van 74.000 mensen die een jaardosis van 2.28 millisievert ontvingen (iets meer dus als wij in Nederland) vergeleken met een nog iets grotere groep die minder dan 1 millisievert per jaar ontvingen. In de hoogste stralingsgroep bleek 15% minder kanker te hebben. Je mag niet zomaar concluderen dat deze mensen minder kanker kregen door hun blootstelling aan straling, maar het wordt wel erg moeilijk om vol te houden dat deze doses straling kankerverwekkend zijn. Keverling Buisman: `Ik zeg dan altijd: dat betekent dat straling geen belangrijke rol speelt op achtergrondniveau en dat allerlei andere omgevingsfactoren belangrijker zijn`.

Op een positief verhaal over straling volgt in dit land steevast de tegenwerping dat de nucleaire industrie er wel achter zal zitten. Dat zou natuurlijk kunnen, maar het is toch moeilijk om je voor te stellen dat radiologen en röntgenlaboranten de gevaren van straling bagatelliseren om de nucleaire industrie te helpen. Als het namelijk niet klopt wat ze zeggen zijn zij het eerste slachtoffer, want ze staan immers zelf dagelijks bloot aan die straling.
Toen deze beroepsgroep in het eerste kwart van de vorige eeuw ten tonele verscheen bestond er nog niet zoiets als een stralingsbeschermingsbeleid. Deze mensen ontvingen dus een relatief hoge dosis straling, achteraf berekend op ongeveer 1 sievert per jaar, 500 keer zo veel dus als wij jaarlijks in Nederland krijgen. Hadden deze mensen meer kanker en stierven ze eerder? Ja en nee. In vergelijking met een groep artsen die niet bestraald werden hadden ze iets meer kanker, maar hun sterfte aan andere oorzaken was juist weer lager, zodat er over het geheel genomen geen verschil was met de controlegroep van onbestraalde artsen.

Tegenwoordig bestaat er wel een stralingsbeschermingsbeleid en daardoor krijgen Röntgenlaboranten en radiologen een veel lagere dosis straling te verwerken dan hun collega`s van vroeger: jaarlijks ongeveer 5 millisievert. (ongeveer 2 tot 3-maal minder als artsen die niet met radioactiviteit werken). Uit recent onderzoek krijg je de indruk dat ze daarmee hun gezondheid een dienst bewijzen want hun sterftekans was vergeleken met onbestraalde collega`s (die minder kregen) slechts 86% en ze waren ook volgens allerlei andere kenmerken een stuk gezonder. Zouden deze radiologen en röntgenlaboranten nog gezonder worden als ze juist wat meer straling zouden krijgen?

In 1986 ontplofte in Tsjernobyl de kerncentrale. Enorme hoeveelheden radioactiviteit kwamen vrij. Volgens de sombere prognoses zouden er meer dan 50.000 doden moeten vallen, maar de officiële teller is blijven steken bij 28 sterfgevallen door stralingsziekte en 3 door andere oorzaken, totaal: 31. Misschien zijn het er nog enkele meer, maar daar blijft het dan ook bij.

Het cijfer is afkomstig van een samenwerkingsverband van internationale organisaties als de Verenigde Naties en de Wereld Gezondheidsorganisatie, – clubs die doorgaans het aantal slachtoffers van allerlei rampen eerder over- dan onderschatten. En hoewel het voorstelbaar is dat bijvoorbeeld de Russische overheid zijn falen zou willen verdoezelen heb ik geen signalen gevonden dat dit cijfer in de wetenschappelijke wereld omstreden is: 31 doden ten tijde van het ongeluk en geen toename van de sterfte aan kanker en leukemie in de bijna 20 jaar na het ongeluk. Als de onheilsprognoses klopten had er inmiddels toch sprake moeten zijn van een toegenomen sterfte aan leukemie, en het is niet gevonden. In januari 2005 werd een onderzoek gepubliceerd onder 8600 zogeheten `liquidators` (de mannen die de Tsjernobylbrand bestreden) en ook hier vond men geen verschil met de onbestraalde bevolking wat betreft de kans op kanker.

En schildklierkanker dan? Dat neemt toch toe?

Dat wordt inderdaad gezegd (door bovengenoemde organisaties), maar de Poolse professor Zbigniew Jaworowski, voorheen voorzitter van het wetenschappelijke comite van de Verenigde Naties voor de bestudering van straling (UNSCEAR) gelooft het niet. Tijdens het ongeval bij Tsjernobyl zorgde hij er razendsnel voor dat 18,5 miljoen Polen extra jodium toegediend kregen als bescherming tegen schildklierkanker. Nu vindt hij dat een overbodige maatregel: de dosis straling die zelfs het toch relatief dicht bij Tsjernobyl gelegen Polen kreeg was uiteindelijk zo gering dat hij er geen enkel effect van verwacht. Jaworowski wijst op Zweedse studies waarbij patiënten een bijna 1000 keer zo hoge hoeveelheid straling kregen op hun schildklier, maar waarbij men juist 37% minder schildklierkanker vond dan bij een onbestraalde groep.

Schildklierkanker is doorgaans geen dodelijke ziekte, en tal van mensen lopen er mee rond zonder klachten, ze weten het niet eens. Dergelijke (`occulte`) kankers worden pas ontdekt als je er echt naar gaat zoeken, zoals bij de massale `screening` van de bevolking rond Tsjernobyl na het ongeval gebeurde. Voor het ongeluk waren er 18 gevallen van schildklierkanker per 100.000 bewoners van de streek rond Tsjernobyl, en de screening waren dat er enkele honderden. Dat lijkt veel, maar het is volgens Jaworowski een gevolg van de screening en niet van de straling van de ontplofte centrale. Want in vergelijking met andere landen heeft de omgeving van Tsjernobyl na de ontploffing nog steeds veel minder gevallen van schildklierkanker dan andere landen. Voor het ongeluk in Tsjernobyl had Finland bijvoorbeeld al 90 keer zo veel gevallen van schildklierkanker, als de streek rond Tsjernobyl nu.

De fall-out van Tsjernobyl werd weliswaar tot op over enorme afstanden waargenomen, maar dat is vooral een compliment aan de meetinstallaties, de niveaus waren steeds laag, hoeveelheid gevaarlijke straling bleef beperkt tot een gebied van ongeveer een halve vierkante kilometer rondom de centrale, aldus Jaworowski. De in het begin zeer begrijpelijke evacuaties hadden daarom snel terug gedraaid kunnen worden. Jaworowski wijst er op dat in één van de geëvacueerde steden (Pripyat) waar zonder speciale toestemming nog immer niemand mag komen de stralingsniveaus vijf keer zo laag zijn als midden in New Yorks Grand Central Station (waar nogal wat radioactief graniet is verwerkt). Er zijn volgens hem geen medisch wetenschappelijke redenen om dit gebied nog langer ontvolkt te houden.

Volgens de Zweedse stralingsspecialist prof. Walinder heeft Tsjernobyl echter duizenden slachtoffers gekost als gevolg van de redeloze angst voor straling: zo`n 1000 mensen zouden zelfmoord hebben gepleegd en er zouden 200.000 abortussen zijn verricht. Honderdduizenden mensen zijn door evacuatie in psychische problemen geraakt. Niet alleen was men doodsbang voor de gevolgen van de straling, op de opvangplekken werden ze vervolgens behandeld als luxe parasieten die het maar mooi geschoten hadden met zoveel hulpverlening. Walinder noemt de huidige bescherming tegen straling gevaarlijker dan de straling zelf.

Kokend water van 100 graden Celsius kan dodelijk zijn. Water van 500 graden (oververhitte stoom) is nog veel gevaarlijker. Wat zegt dat over water van 20 graden? Is dat ook een beetje gevaarlijk of juist zeer aangenaam? Het is duidelijk: als je water verhit dan overschrijdt je op een gegeven moment een drempel, beneden die drempel is water lekker warm, daarboven levensbedreigend heet. Maar men zegt niet: kokend water is gevaarlijk, oververhitte stoom is gevaarlijk, en dus levert water van ieder temperatuur een zeker risico op.

Maar in de wereld van de mensen die U tegen straling moeten beschermen hanteert men een dergelijke redenering wel. Sinds 1959 is het officieel: iedere dosis straling kan gevaarlijk zijn. Het gevaar wordt wel steeds kleiner, maar is nooit nul.

Uit de onderzoeken naar de gevolgen van de bommen op Hiroshima en Nagasaki had men veel gegevens over de effecten van hoge doses straling op een korte termijn. Die leken mooi op één lijn te liggen: 20 sievert is heel snel dodelijk, 10 sievert iets minder snel, 5 sievert kun je soms overleven, bij 3 sievert kun je nog stralingsziekte krijgen maar heb je goede overlevingskansen. En wat gebeurt er bij nog lagere doses en vooral: op langere termijn, na tientallen jaren? Destijds, in de 50-er jaren was het ook nog te vroeg om dat te kunnen weten. Maar omdat de effecten van hoge doses straling zo mooi op één lijn lagen nam men maar aan dat er sprake was van een `lineair verband` en trok men de lijn door naar beneden. Er was, zo meende men, geen drempel waaronder de straling niet meer gevaarlijk zou zijn. Dus: als kokend water gevaarlijk is moet je ook voorzichtig zijn met lauw water. Men spreekt van een LNT-beleid, Lineair No Threshold, lineair geen drempel.

Helemaal onwetend van de lange termijn effecten van lage doses straling was men echter in 1959 toch niet. Men wist bijvoorbeeld dat straling de chromosomen kan aantasten. Dat is op zich verontrustend, ware het niet dat de proefdieren waarin men deze aantastingen van het erfelijk materiaal constateerde, juist langer leefden dan niet-bestraalde dieren. En dat was sinds de ontdekking in 1897 van straling door Röntgen in 1897 al meermalen gezien: algen, bomen, planten, ratten, muizen en nog meer soorten gaan groeien en leven langer leven als ze een lage dosis straling ontvangen. Nog ten tijde van het Manhattan project (het geheime onderzoeksproject dat de atoombom opleverde) werd een groep muizen gedwongen in uraniumstof te leven. Ook deze leefde langer dan de controlegroep.

En deze positieve effecten van straling waren ook in brede kring bekend: in de eerste helft van de vorige eeuw was er een levendige handel in met het radioactieve radium behandelde dekens en borstrokken en zetpillen en drankjes (en zelfs chocolade) ter bestrijding van reuma en arthritis en voor een betere spijsvertering. Maar omdat de stralingswetenschap zich toen nog in de kinderschoenen bevond ging er nogal wat mis: sommige producten bevatten in het geheel geen radioactiviteit (radium `vervalt` snel), maar soms ook veel te veel. De handel stortte in 1932 in na een artikel in de Wall Street Journal onder de titel: The Radium Water Worked Fine Until His Jaw Came Off (Het Radium water werkte prima tot zijn kaak er af viel). De overheid ging eisen stellen aan de veiligheid en werkzaamheid van de preparaten en dat was menige kwakzalver te veel gevraagd, de bedrijven verdwenen van het toneel.

Maar ook dit verhaal bevestigt alleen maar dat hoge doses schadelijk kunnen zijn, argumenten tegen lage doses kun je er niet aan ontlenen. De wetenschappelijke basis van de LNT-theorie was dus vanaf het begin nogal zwak en lijkt vooral te moeten worden begrepen tegen de achtergrond van de koude oorlog: ieder moment kon immers een atoomoorlog losbarsten, en in die retoriek was weinig ruimte voor geneuzel over hoge of lage doses.
Maar naarmate er meer gegevens bekend worden over de lange termijn effecten van lage doses straling op mensen lijkt de basis voor die LNT-theorie steeds verder te verkruimelen. Niet alleen mensen die veel natuurlijke achtergrondstraling ontvangen gaan substantieel minder dood aan kanker en leukemie, maar ook de mensen die beroepshalve veel aan straling blootstaan. In een onderzoek onder tienduizenden werknemers van een scheepswerf waar nucleair aangedreven schepen werden gemaakt bleken de bestraalde werknemers 24% minder kanker en 58% minder leukemie te krijgen vergeleken met werknemers uit dezelfde fabriek die niet met radioactief materiaal werkten, en die net zo veel rookten als de andere werknemers. In een kernfabriek in Hanford werden vergelijkbare cijfers gevonden. De plutonium-werkers van de Mayak-fabriek in de Oeral hadden 29% minder leukemie, enzovoort enzovoort.

De Taiwanese hoofdstad Taipei werd midden jaren 90 getroffen door een stralingsschandaal van grote omvang: ongeveer 15.000 mensen bleken gedurende een periode van 9 tot 20 jaar te zijn blootgesteld aan gemiddeld 400 millisievert. In de flats en scholen was gerecycled staal gebruikt dat per ongeluk was bijgemengd met Cobalt 60 dat voor bestraling van kankerpatiënten wordt gebruikt. De bewoners werden geëvacueerd en onderworpen aan een uitgebreid onderzoek naar kanker en aangeboren afwijkingen. Volgens de LNT-theorie hadden er in deze groep mensen 70 extra gevallen van kanker en leukemie moeten optreden. Men vond er `slechts` 7. In vergelijking met de algemene kans op kanker in Taiwan vonden de onderzoekers dat de kans daarop zelfs 30 keer zo klein was bij de gebruikers van de stralende woningen. Het aantal aangeboren afwijkingen was bij de bestraalde Taiwanezen 16 keer lager dan bij de gewone bevolking. De onderzoekers roepen op tot verder onderzoek, maar de Taiwanese overheid zou daar niet aan mee willen werken.

Een halve eeuw na de bommen op Hiroshima en Nagasaki weet men ook meer over de lange termijn effecten zoals kanker. Het onderzoek daarnaar wordt verricht door een Japans-Amerikaans instituut dat speciaal hiervoor in het leven is geroepen. Men onderzocht onder meer een groep van 86.572 Habakusha`s, de overlevenden van de nucleaire aanvallen op Hiroshima en Nagasaki en vergeleek deze met andere – niet bestraalde – Japanners. Tot 1997 overleden hiervan 9335 personen aan kanker en 31881 aan andere ziekten dan kanker. Een vergelijking met de normale, onbestraalde bevolking levert op dat van deze 9335 kankergevallen ongeveer 440 en van de niet-kankergevallen ongeveer 250 toegeschreven kunnen worden aan de straling van de atoombommen. Deze getallen zijn in de wetenschappelijke wereld onomstreden, hoger kan men de cijfers gewoonweg niet maken.( Er zijn overigens ook nooit erfelijke gevolgen van straling bij nakomelingen van overlevenden van de atoombom aanvallen aangetoond).

Maar bij de ontploffing van de atoombommen kreeg natuurlijk niet iedereen dezelfde dosis, naarmate men zich verder van `Ground Zero` af bevond werd de stralingsdosis kleiner. En het is in dat laagbestraalde gebied dat de twijfels heersen of de LNT-theorie wel klopt: zijn hier wel mensen die kanker hebben gekregen door straling of kan men onvoldoende gevallen van kanker vinden omdat de lage dosis die mensen hebben gekregen hen juist tegen die kwaal beschermde. Volgens de Japanse onderzoeker Sohei Kondo hebben sommige Habakusha`s juist een betere levensverwachting dan onbestraalde Japanners. En Prof. Luckeyvolgens de Amerikaanse prof. T.D. Luckey was er in de groep mensen die minder dan 12 millisievert (daarvoor moet je zes jaar in Nederland wonen) ontvingen juist sprake van een lagere sterfte aan kanker en leukemie, minder kindersterfte en een langere levensverwachting in vergelijking tot onbestraalde mensen.

Er zouden dus Japanners zijn die geen kanker hebben dankzij de atoombom. Het is een bizarre constatering, maar misschien toch ook weer niet: in de stralingswetenschap, maar ook de vergiftenkunde (de toxicologie) komt men steeds meer tot de ontdekking dat veel zaken zich gedragen volgens wat heet een `hormetisch model`. U kent het van water en wijn: nooit drinken is ongezond, teveel drinken ook, een matige consumptie is juist gezond. Met straling is het niet anders. Men noemt het hormese, Grieks voor stimulans of prikkeling. Hoe het precies werkt weet men niet, men gaat er van uit dat een kleine dosis straling (of van een bepaalde chemische stof) de afweermechanismen van het lichaam aan het werk zet, als een soort vaccinatie, en op het moment dat de `dreiging` verdwenen is blijft het afweermechanisme extra doorwerken met alle voordelen van dien.

Het fenomeen is voor het eerst uitgebreid beschreven door prof. Luckey, maar tegenwoordig struikel je over de wetenschappers die zich er mee bezig houden, en dat is begrijpelijk want de consequenties van deze ontdekking zijn enorm. Nu wordt U tegen straling beschermd (en tegen kankerverwekkende stoffen) volgens de gedachte dat iedere hoeveelheid gevaarlijk kan zijn (het LNT-model). Als men nu tot de conclusie komt dat kleine hoeveelheden juist gezond zijn en alleen hoge doses gevaarlijk, dan kan men nagenoeg de complete milieuwetgeving bij het grof vuil zetten.

De American Nuclear Society, een vakorganisatie van 10.000 stralingsdeskundigen vindt dat het LNT-model inderdaad opgedoekt moet worden. Of lage doses straling juist goed zijn voor een mens weet men niet, maar er is in ieder geval geen reden om te denken dat ze gevaarlijk zijn, zo vindt men. Maar de onderzoeker Keverling Buisman denkt dat het nog wel 20 jaar kan duren voordat de Nederlandse wetgeving volgens deze inzichten wordt aangepast. Hij is niet zo overtuigd van het hormese model, maar gelooft wel dat we een doorgeschoten stralingsbescherming hebben. `Er zijn in Nederland 30.000 radiologische werkers die een dosismeter moeten dragen om bij te houden of ze niet te veel straling ontvangen. Maar dat is vooral gebaseerd op angst, op emotie, als we uit zouden gaan van de wetenschap dan zouden 25.000 of meer mensen die dosismeter kunnen vergeten, met alle enorme financiële besparingen van dien`.

Nederland blijft dus vooralsnog zijn burgers `beschermen` volgens het Alara-principe (As Low As Reasonably Achievable) en daaronder valt bijvoorbeeld de voorgenomen massale – miljarden kostende – ventilatie van huizen met verhoogde concentraties van het radioactieve gas radon. Volgens de overheid kost dat gas jaarlijks in Nederland 800 levens, maar volgens de Amerikaanse stralingsonderzoeker Cohen gaan die mensen vooral dood aan tabaksgebruik. Deze Amerikaan vond in een gigantisch onderzoek dat mensen die heel weinig radon binnen krijgen juist een hogere kans op kanker krijgen. Cohen bevestigt dus de hormese-theorie: een hoge dosis radon is gevaarlijk, een lage dosis is gezond en heel weinig is ook weer ongezond.
En terwijl de Nederlandse overheid het laatste restje radon uit de woningen tracht te ventileren leggen in Duitsland, Polen, Tsjechië, Rusland, Japan, Spanje, Frankrijk, Italië en Oostenrijk en vast nog meer landen talloze mensen jaarlijks een stevig bedrag neer om in speciale kuuroorden juist een stevige dosis radon in te ademen of in radon-rijk water te baden. Alleen al in Duitsland doen dat jaarlijks 75.000 mensen. De kuren zouden helpen tegen een scala aan kwalen, maar vooral tegen gewrichtsklachten zoals arthritis. Omdat in dubbelblind onderzoek is aangetoond dat het pijnstillende effect van radonbaden een half jaar langer aanhoudt dan gewone warme baden betaalt het Duitse ziekenfonds mee. De dosis die de kuurders ontvangen wisselt, maar in één van de meest populaire oorden (Bad Gasstein in Oostenrijk) zou deze 2 millisievert bedragen, de hele Nederlandse jaardosis dus.
Volgens professor Luckey, de godfather van de stralingshormese theorie, is de optimale dosis die een mens eigenlijk ieder jaar zou moeten krijgen zo`n 100 millisievert per jaar en wat hem betreft zorgen we er allemaal voor dat we die hoeveelheid straling ook ontvangen. Indachtig het adagium `put your money where your mouth is` liet de bejaarde (86) prof zich 5 jaar terug met een touwlift in een oude uraniummijn zakken en sinds dat bezoek ligt er onder zijn bed een klomp uraniumerts ter grootte van een half hoofd opdat hij de hele nacht door bestraald wordt. Luckey heeft diverse medestanders die vergelijkbare actie hebben ondernomen.

Luckey is er van overtuigd dat ongeveer de helft van de kankersterfte kan worden voorkomen als mensen zich maar preventief laten bestralen. En aangezien de hoeveelheid radioactieve stoffen door natuurlijk verval steeds verder afneemt riskeren we wellicht zelfs een tekort daaraan. Goed dus dat kerncentrales radioactief afval maken, zo vindt de prof, dat kunnen we daar prima voor gebruiken. Niet diep in de grond begraven dus dat kostbare spul, maar door cement mengen over de hele wereld en er huizen mee bouwen. In geconcentreerde vorm is het gevaarlijk, in verdunde vorm is het volgens hem heilzaam en levensverlengend.

Theo Richel

(*) Volgens het officiële instituut voor het onderzoek van de gevolgen van de atoombom, de Radiation Effects Research Foundation bedraagt het directe aantal doden (de klap zelf, plus de eerste vier maanden erna) van de atoombom 64.000 mensen in Hiroshima en 39.000 mensen in Nagasaki. Er worden vaak veel hogere cijfers gepresenteerd, maar deze zijn dus niet op onderzoek gebaseerd.

Over de hele of gedeeltelijke inhoud van het artikel is gecorrespondeerd met de volgende mensen:

dr. A.S. Keverling Buisman (Petten)
Prof. dr. H. van Dam (Delft)
Ir. A. de Goederen
dr. Jaap Hanekamp (Zoetermeer)
Jerry  Cuttler, (Ontario)
dr. Jim Muckerheide (Massachussetts)
dr. Astrid van Tubergen (Maastricht)
Prof. Sohei Kondo (Osaka)
Prof. Albert Falkenbach Oostenrijk)
Prof. John Cameron
Prof. Bernard Cohen (Pittsburgh)

Meer informatie bij Theo Richel, theo@richel.org

Telefonische interviews met

dr. A.S. Keverling Buisman (RGN Petten/ RU Groningen)
Jim Muckerheide (Worcester Polytechnic Institute Massachussetts)
prof. Thomas Luckey (em) Missouri-Columbia School of Medicine, Loveland CO, USA.
dr. W. Passchier (Nl Gezondheidsraad, Den Haag)